Stadsmuseum Vollenhove

Stadsmuseum Vollenhove

Werkgroep Agrarisch Erfgoed

Startpagina Boerderijen Zoekresultaat

Zoekresultaat:    Oppen Swolle 5   (in veld: Adres)     

Aantal gevonden objecten : 1   (uit: 23)


Uitgebreid zoeken
Gesorteerd op:  Recordnummer

Klik op object voor vergroting en meer informatie

1. Recordnummer: 0027  
op Oldenhof
Oppen Swolle 5 -- Vollenhove          
In de boerderij “op Oldenhof” zit links boven de deur in de korte voorgevel een gevelsteen met opschrift “Jan Arend Godert de Vos van Steenwijk heeft / Den eersten steen / Gelegd den 6 Sept. 1788”. Het was de vader van deze jongeman die de boerderij liet bouwen: Jan (Joan) Arent de Vos van Steenwijk (1746-1813), thesaurier-generaal ten tijde van de Bataafse Republiek en een tijdlang landdrost van Gelderland. Hij had tien jaar daarvoor ook het kasteel de Oldenhof grondig laten verbouwen.
De boerderij van het landgoed bestond aanvankelijk (zie Foto 3) slechts uit een koetshuis (waar o.a. een landauer, Engelse brik, en een koets met lampen van de baron of freule kwamen te staan), stallen voor de tuigpaarden met granieten voerbakken (zie Foto 4), en woonruimte voor twee dagloners. Zware grenen balken liepen over de hele breedte van het gebouw.
In de jaren na 1826 werd het boerderijgedeelte er dwars achter gebouwd (zie Foto 5 en 6) met ruimte voor de deel, de koestal (met plaats voor 26 koeien, de voorbenen stonden in de paardenmest en de achterpoten op een stoep van klinkers), diverse vakken voor hooiopslag, een potstal voor het jongvee, een varkenshok en stallen voor de stier en de werkpaarden. Boven het varkenshok was een ruimte voor de kippen. Langs de noordzijde van het huis werd een langsdeel aangebouwd (zie “deeltje” op Foto 5) met de voordeur. De linker woonruimte werd nu ingericht voor de rosmolen voor het karnen en onder de rechter woonruimte werd een kelder gemaakt, die bereikbaar was vanaf de nieuwe langsdeel. Naast de boerderij kwam een bakhuisje met een grote schouw. Deze inrichting van het gebouw zou tot de restauratie en verbouwing in 1972 vrijwel ongewijzigd blijven.
Volgens de rijksmonumenten-dienst heeft de boerderij een schilddak gedekt met Hollandse blauwe pannen. Het bedrijfsgedeelte was aanvankelijk rietgedekt en het riet is nu nog onder de pannen aanwezig. Rond de grote baanderdeuren in de oostzijde van de schuur is een toog van natuurstenen blokken. De boerderij heeft vensters met twaalfruits schuiframen en natuurstenen dorpels. De bestrating rondom is van flinten (zwerfkeien).
Niet alleen de boerderij, maar ook het bakhuisje (Foto 8), de “hoenderhokken” en de stroschuur (zie Foto 12) en de duiventil hebben de status van rijksmonument. De baanderdeuren aan de noordoostzijde hebben boven de deuren een balkje dat omhoog gedraaid kon worden zodat hooiwagens met 20 cm hogere lading naar binnen konden rijden (zie de witte streep boven de deuren helemaal rechts op Foto 8).

Na het overlijden van Jan Arend Godert in 1824 (nog maar 40 jaar oud) brak een moeilijke periode aan. In 1825 raakte de grote overstroming ook het landgoed: in de boerderij stond het water van de Zuiderzee tot aan de ramen van de boerderij. In 1826 verkocht Arend’s broer Hendrik Anthonie Zwiers De Vos van Steenwijk het landgoed inclusief de boerderij aan Anthony baron Sloet tot Oldruitenborgh. Voor de verkoop van meubilair, gereedschappen en vee werd een veiling gehouden (baron Anthony wou die spullen blijkbaar niet hebben). Aan het begin van de oprijlaan staat nog een ijzeren hek waarop staat "Anno / de / Oldenhof / 1826” ter herinnering aan het feit dat toen het landgoed weer in handen kwam van de familie Sloet. Het was namelijk Gerhard Sloet die in het tweede kwart van de 17de eeuw de havezate had laten bouwen, maar na zijn overlijden was het landgoed door zijn nabestaanden verkocht. Anthony Sloet was een vermogend man want erfgenaam van een rijke vader van oude adel, directeur van de Staatsloterij en kamerheer van Koning Willem I. Het is waarschijnlijk dat hij de boerderij achter het koetshuis heeft laten bouwen. Anthony maakte een begin met de parkaanleg rond het landgoed welke door de volgende generaties verder zou worden uitgewerkt (zie Foto 9).
In 1853 erfde Willem Johan Philips baron Sloet van Toutenburg het landgoed inclusief de boerderij. Na zijn dood in 1873, erfde zijn dochter Antoinette Maria het landgoed. Zij leefde vooral in Den Haag. In 1894 komt het landgoed in bezit van Gerard baron Sloet van Marxveld (fabrikant). In 1920 werd Isabella Geertruida baronesse Sloet van Marxveld (hofdame van koningin Wilhelmina m.n. belast met de opvoeding van prinses Juliana) de eigenaar. Dat maakte dat er in latere jaren weleens koninklijk bezoek was op de Oldenhof.
In 1973 erfde Ir. Jan Willem Gerard baron Sloet van Oldruitenborgh, getrouwd met Johanna Leonora barones van Dedem, het landgoed dat inmiddels vrij ernstig in verval was geraakt. Hij bracht het landgoed, inclusief boerderij, in 1976 onder in de Stichting “de Oldenhof” en het landgoed kreeg een meer publieke functie (wandelgebied, natuurkampeerterrein). Dr. Clara Johanna Margaretha Barones Sloet van Oldruitenborgh werd de eerste voorzitter van de stichting (tot 1995) en zou ook nadien als hoofdbewoner van het huis (tot 2012) nog nauw bij het beheer van het landgoed betrokken blijven. Tot op de dag van vandaag is een lid van de familie Sloet lid van het stichtingsbestuur.

Vanaf 1800 werd de boerderij bewoond door vele generaties Haasjes. De eerste generatie kwam te voet uit Rouveen met een kind van 4 jaar aan de hand, en de huisraad op een kar: Reint Jans Haasjes (1765- 1817) en Wijntje Klaasen Souman. Daarna volgden: Jan Reints Haasjes (1802- 1868) en Machteld Jans Winters, Reint Jans Haasjes (1830-1918) en Grietje Derks Winters; Jan Reints Haasjes (1873-1910) en Jentje Alberts Weijs; Reint Jans Haasjes (1899- 1971) en Hendrikje Harms Voerman en tenslotte Harm Haasjes (1936) en Hennie Roebers.
Reint was nog maar 11 jaar toen Jan overleed. Zijn moeder hertrouwde met Klaas Winters die een tijdlang de boerderij runde tot Reint (zie Foto 10) het overnam en Klaas vertrok naar een boerderij aan de Schaarweg. Toen Reint 65 werd, nam zoon Albert het van hem over. Maar een paar jaar later betrok Albert met z’n vrouw een boerderij in de Noordoostpolder en kwam het werk weer op Reint neer. Toen Reint in 1971 overleed, nam Harm Haasjes het pachtcontract over en ging hij met z’n vrouw “op Oldenhof” wonen.
De pachtcontracten tussen de Sloets en de Haasjes hadden gewoonlijk een aantal specifieke vereisten onder andere dat de pachter brandhout, fruit, melk en eieren leverde en dat de rijtuigen van de baron en barones op de boerderij werden ondergebracht en hun rijtuigpaarden daar gestald en verzorgd werden. De kosten van één en ander werden dan aan het eind van het jaar verrekend met de pachtprijs
De boerderij was van oudsher een gemengd bedrijf (veeteelt en akkerbouw) met personeel. Ze verbouwden o.a. haver, rogge en aardappelen op percelen dicht bij huis maar ook ver weg tot nabij Blokzijl. Het ongedorste graan lag op slieten (smalle lange boomstammetjes) boven de deel. De aardappelen in een kuil afgedekt met een laag grond. Brood werd vroeger gebakken in het bakhuisje naast de boerderij, dat werd gestookt met takkenbossen. Daar werd ook de vis gebakken, slechte aardappelen gekookt tot voer voor de varkens, de was gekookt, heet water gemaakt voor de slacht van de varkens, e.d.
Het vee werd van water voorzien uit twee hand gegraven waterputten van elk zo’n 6 meter diep, één in de melkveestal en één in de paardenstal, met een houten pomp met gietijzeren zwengel en loden stijgbuis. De pomp in de paardenstal (zie Foto 11) was met een ingegraven buis verbonden met de veestal, zodat, als men daar niet genoeg water had, dit aangevuld kon worden met water uit de paardenstal. In 1948 werd opzij van de boerderij een bron geslagen van 48 meter diep waaruit met een Norton pomp het water opgepompt werd voor het vee.
Achter de boerderij was een mestvaalt op een vloer van keitjes. Daar achter, tegen de rand van de grote moestuin en boomgaard, stonden (en grotendeels nog steeds) een varkenshok, 2 kippenhokken (zie Foto 12), een hok voor de schapen, een stroschuur en een houtopslag. Aan de rand van de moestuin was een stenen bak gemetseld waar men de (soms nog hete) as in stortte, die later weer in de moestuin gebruikt werd.
In 1944 werd de Hengstenvereniging Vollenhove en omgeving opgericht. Voor vele boeren was het bezwaarlijk dat ze helemaal naar Meppel of Zwolle moesten voor een goede dekhengst. De vereniging kocht daarom zelf een stamboek dekhengst, zoals Vendelier, Borculo (zie Foto 13) en d’Olivier, en stelde die ter beschikking aan de leden. Reint Haasjes van de Oldenhof werd de houder van het dekstation want die had al ervaring met de eigen dekhengst Milord.
Tot ver in de vijftiger jaren kwamen jaarlijks zo’n 130 werkpaarden ter dekking naar de Oldenhof. Nakomelingen van deze hengsten, vooral die van Vendelier, behaalden op lokale keuringen vele prijzen. De opkomst van trekkers en de ruilverkaveling maakten dat werkpaarden minder nodig waren en het dekstation minder werd gebruikt en begin jaren zeventig werd beëindigd.

In 1947-’48 werd in Ambt Vollenhove een fokvereniging opgericht die ging bevorderen dat boeren geen eigen stier meer hielden maar gebruik zouden maken van een stamboekstier met een goede afstamming wat betreft melkgift en vetgehalte. De fokstier van de vereniging werd bij Reint Haasjes ondergebracht. Later zou blijken dat gebruik van de stierenhouderij problemen opleverde met overdracht van geslachtsziekten, onder andere abortus bang, waardoor de boeren zouden gaan overschakelen op kunstmatige inseminatie en aan de stierenhouderij op de Oldenhof een eind kwam.

In de 50-er en 60-er jaren hield de fokvereniging jaarlijks bij de Oldenhof een jongveedag, waar de jeugd hun opfokprestaties kon tonen. Naast het dekstation voor paarden en de stierenhouderij hield Reint Haasjes ook een kwaliteitsbeer van de fokvereniging en diverse rammen.
Toen Reint Haasjes in 1971 overleed was de boerderij in verval geraakt. De boerderij werd eerst grondig gerestaureerd en verbouwd voordat zoon Harm Haasjes (zie Foto 19) daar ging wonen en werken. Het koetshuis werd omgezet in een woonkamer en de kleine baanderdeuren die toegang gaven tot het koetshuis werden vervangen door ramen (zie Foto 14 en 15).
De voorste deur in de zijgevel, waar vroeger het paard naar binnen ging om in de karnmolen te lopen, werd verplaatst - met de gevelsteen die daar boven zat- naar de korte voorgevel (zie Foto 16). De karnruimte werd keuken, gekarnd werd er immers sinds de opening van de melkfabriek in 1897 niet meer op de boerderij (zie Foto 17). Ook werd er nu een “watercloset” aangelegd met een septictank. Op de appelzolder werden twee slaapkamers gemaakt.
Daar de boerderij “op Oldenhof” niet erg geschikt was om in te richten als een modern veeteeltbedrijf werd besloten om de 20 hectare pachtgrond die Haasjes bewerkte, in te brengen in een maatschap met zijn schoonvader Roebers, waar Harm Haasjes al sinds 1959 werkte, en het melkvee te houden in de nieuw gebouwde ligboxenstal aan de Noordwal, terwijl de kalveren op de Oldenhof boerderij zouden komen. Maar een paar jaar later bleek het heen en terug vervoeren van het jongvee toch te bezwaarlijk en bouwden ze een schuur voor het jongvee op de Noordwal en verdween het vee van de Oldenhof.
Harm Haasjes (zie Foto 19) had graag gezien dat de boerderij een soort museum zou worden met o.a. de rijtuigen van de familie Sloet, de oude landbouwwerktuigen, het weegtoestel uit 1650, de antieke kasten in het woongedeelte uit 1800 en 1850, de vorstelijke schuur en stallen, maar in 2016 werd het pachtcontract van Haasjes door de Stichting de Oldenhof beëindigd, en zo kwam er een eind aan een lange traditie van boeren-pachters op de Oldenhof. In 2017 verkocht de stichting de boerderij de Oldenhof (de grond in erfpacht) aan de familie Jongman die hier nu een Koffie- en Theeschenkerij en een Bed and Breakfast runnen naast het beheren van de natuurcamping op het landgoed.
 

Laatste wijziging binnen getoonde objecten: 15 maart 2023